Koning (Not), Klaas

Koning (Not), Klaas

De bekendste Volendamse speler voor de invoering van het betaalde voetbal, halverwege de jaren vijftig, is zonder twijfel Klaas Koning (Not). Hij werd geboren op 18 december 1915 en speelde 25 seizoenen, in de periode tussen 1932 tot 1957, vrijwel onafgebroken in het eerste elftal van Volendam. Dit is een record dat waarschijnlijk nooit meer overtroffen zal worden. Hij leverde een belang­rijke bijdrage in de katholieke landstitels van 1935 en 1938. Met zijn befaamde linkerbeen scoorde hij enkele honderden doelpunten voor het eerste elftal van Volendam. Op 42-jarige leeftijd hield hij het pas voor gezien. Hij overleed op 3 september 2002 op 86-jarige leeftijd.

Debuut
Zijn debuut in eerste elftal, op 16-jarige leeftijd, was er een om nooit meer te vergeten. Hij moest de geschorste Jaap Molenaar vervangen tegen HBC in heemstede. De ruststand was 3-1 in het voordeel van HBC. Bedeesd zat hij stil in een hoekje van de kleedkamer. "Klaas, je moet op doel schieten", was het advies wat hij meekreeg in de rust. Dat heeft hij toen maar gedaan. Drie doelpunten met zijn befaamde linkerbeen was het gevolg en Volendam won met 4-3.

Jeugd
De huidige tijd, waarin de economie bloeit, kan natuurlijk niet vergeleken worden met de moeilijke jaren waarin Klaas Koning (Not) opgroeide. “Ik heb drie jaar in België op een ambachtschool gezeten met Jan Mühren en Cas Sombroek. Toen ik terugkwam stond de ambachtschool in Edam er. Het was de crisistijd van de jaren dertig. Bijna iedereen was werkloos. Ik zat daarom de hele dag op het voetbalveld, er was niets anders." De crisis had als gevolg dat veel Volendamse jongens zich op het voetballen stortten, waardoor de sportieve resultaten verbeterden. Na de komst van de Amsterdamse trainer Eddy Hamel in 1932 ging het spel met sprongen vooruit. Volendam werd diverse keren op rij eerste in haar poule, gevolgd door promotie- en kampioenswedstrijden. Verschillende Volendamse spelers kregen uitnodigingen voor vertegenwoordigende katholieke elftallen. Hij werd uitgenodigd voor o.a. het Purmerends dekenaat, het bisdom Haarlem en tenslotte voor het katholieke Nederlands elftal, waarvoor hij 12 keer uitkwam. “Daarin speelden ook de gebroeders Alsemgeest, van wie er één keeper was”.

Aanbiedingen
Het productieve spel van Not ging niet aan andere clubs voorbij. “Ik kreeg aanbiedingen van Alkmaar en Stormvogels. Toen voorzitter Gerrit Konings daar achter kwam, regelde hij een baan voor me bij de gasfabriek in Edam. Ik ben daarom bij Volendam gebleven. Na de sluiting van het gasbedrijf heb ik tot mijn 65e nog als gasfitter bij Evert Bootsman gewerkt in Volendam”. Niet alleen zijn baan had hij aan de voetbal te danken, ook zijn vrouw Geesje Schokker ontmoette hij indirect door de club. “Geesje woonde naast voorzitter Willem Konings aan de dijk. Zo leerde ik haar kennen. Het was in die tijd niet zo in Volendam dat de vrouwen altijd mee gingen naar het voetbalveld. Ze kwam af en toe kijken”.
 

9 maart 1952, Volendam - ZVV (5-0). Klaas Koning (Not) schiet zijn 2e doelpunt binnen.


Hygiëne
De omstandigheden op en rond het voetbalveld waren volgens huidige maatstaven primitief. De verhuizing van het eerste terrein achter de rokerijen van Jan van Japie aan het Zuideinde naar het veld achter de kerk bracht wat verbetering. Pas in 1947 werd de accommodatie aan de Sportlaan betrokken. “Dat oude voetbalveld achter de kerk, schei uit”, roept Not. “Je had een dijkje achter de kerk, waar water doorheen sijpelde. Het veld lag daarom vaak helemaal vol met plassen. Bij het nemen van een penalty moest je eerst met een handje prut een bultje maken, anders lag de bal in een plas. Met trainen had je dan ook nog jongens als Thoom Smit (de Kip) en Evert Smit (de Kip) die graag een pootje zetten als er grote plassen lagen. Vat je hem? Na een wedstrijd kon je je wassen bij een kraantje achter de kerk. Er was één kraantje, met koud water, op een halve meter hoogte. Omdat iedereen dat moest gebruiken, kon het na een wedstrijd wel drie kwartier duren voor je aan de beurt was. Meestal maakte ik alleen mijn benen een beetje schoon en dan ging ik thuis douchen. Dat kon omdat mijn moeder als één van de weinigen een geiser had. Die hadden we kunnen kopen, omdat we vanwege mijn werk bij de gasfabriek alleen de inkoopsprijs hoefden te betalen”.

Penalties
Hij was de vaste man voor de penalty’s. Het gebeurde zelden dat hij miste met zijn sterke linkerbeen. “Rechtsbenig was ik niet zo best. Met het hoofd was ik ook niet zo’n meester. Toch heb ik er nog wel een paar gemaakt met mijn hoofd”. Hij moest het meer hebben van zijn inzicht, zijn zuivere passes en een hard en gericht schot. Hij was niet het type werk-voetballer. Mede door zijn manier van voetballen liep hij weinig tegen blessures aan. “In een thuiswedstrijd heb ik een schop tegen mijn schenen gekregen. Hij was niet gebroken, maar ik moest wel zes weken met mijn been aan het plafond hangen om de wond en de huid te laten genezen. De huid is nog steeds heel dun. Daarna heb ik altijd scheenbeschermers gedragen”. In een wedstrijd tegen Vosta brak hij een arm. Met een rekverband om speelde Not nog een deel van de tweede helft tot de overwinning veilig was gesteld. Toen kon hij met een gerust hart gewisseld worden.

Limburg
Omdat Volendam in de katholieke bond speelde, moest er regelmatig in Limburg aangetreden worden. “We gingen dan met de bus van Hooijberg. De vrouwen mochten niet mee in de bus. We moesten dan bijvoorbeeld naar RKNAC in Kerkrade. Op zaterdag al heen en overnachten in hotel Limburgia. We kregen een gulden zondagsgeld. Die moest je dan ook nog geven voor de bus”. Het spel draaide nog niet om de knikkers. “Vroeger voetbalde je veel meer voor de gezelligheid. Voetbal van tegenwoordig is alleen nog maar geld. Maar ik kan ze geen ongelijk geven. Als ik tegenwoordig de kans zou krijgen, had ik er ook mijn voordeel mee gedaan", liet hij zich eens ontvallen.

Familietraditie
Hij kwam uit een gezin met 6 kinderen dat, begin 19e eeuw, was gesticht door zijn ouders Jaap Koning (Jaap van Broer) en Aaltje Schilder (Kakes). De gehele familie waren nauw verbonden met het voetbal in Volendam. Zijn broers Jan en Willem speelden in het eerste van Volendam, net als zijn neven Hein Schilder (Snot) en Jaap Keizer (Aaltje).

De familietraditie werd voortgezet door zoon Jaap Koning (Not) die in 1965-1966 ongeveer een half seizoen in het eerste speelde. "Ik was een heel ander type als mijn vader. Ik moest het vooral hebben van mijn inzet, mijn vechtlust. Mijn vader kon het soms niet aanzien dat ik te harde speelde. Hij liep dan van de tribune af. Na dat halve seizoen ging ik weer terug naar het tweede." Een overeenkomst met zijn vader was wel de liefde voor het voetbal, want ook hij zou tot late leeftijd blijven voetballen. "Mijn positie was rechtshalf of linkshalf. Ik heb tot mijn 45e gevoetbald. In de zaterdag amateurs met onder andere Klaas Karregat (Blubber), Harmen Veerman (de Poes) en Thijs Bond (Kouwe). In de zaterdag 1, daarna in de zaterdag 2 en elk jaar ging het een stapje terug tot aan zaterdag 10. Elk jaar hadden we een kampioensfeestje.”

De derde generatie, in het eerste van Volendam, werd gevormd door kleinzoon Gerry Koning (Not), zoon van Jaap. Waarschijnlijk een unicum, want er zullen niet veel spelers zijn waarvan zowel de vader, zoon en kleinzoon voor dezelfde club in het betaalde voetbal zijn uitgekomen. 


Op 3 mei 1953, voorafgaand aan de wedstrijd tegen West-Frisia, werd Klaas Koning (Not) gehuldigd omdat hij 20 jaar in het eerste elftal speelde.

Prent van Klaas Koning (Not) uit januari 1952. Ondanks zijn slungelachtige verschijning en dunne benen kon hij een enorme schotkracht produceren.