Puskas van de Zuiderzee

1967 | Het fenomeen: Dick Tol (de Knoest)

Bron: Hard Gras 2008, Peter de Waard
Kick Smit, Faas Wilkes, Abe Lenstra. Dat waren begrippen toentertijd. Bij elkaar gevoegd: Kick Wilstra. Een onvervalste drie-eenheid. Maar van één man sloeg mijn hart op hol. Zijn naam zat in mij vastgeroest. De legendarische en onvergetelijke Dick Tol. Geen Kick Wilstra dus, maar gewoon ‘De Knoest’. Gerrie Mühren schreef twintig jaar geleden dit lofdicht op Dick Tol. Het is even pretentieloos als de daarin beschreven voetballer zelf was. Volendammers zijn wars van hoogdravendheid. Ook de 62-jarige Mühren, misschien de meest begenadigde technicus uit de geschiedenis van de eredivisie, zegt dat Volendammers in hun muziek, in hun poëzie en in hun voetbal altijd dicht bij de gevoelens van het eigen volk blijven. ‘En dat moet worden geuit. Ik ben gek op dichten. Het zit in onze genen. Ons Spaanse bloed.’ Mühren kan op die wijze de bewondering voor zijn eigen idool uitdrukken. Niet Cruyff of Keizer met wie hij zoveel jaren bij Ajax successen heeft gehad, maar Dick Tol, de midvoor van zijn eigen dorpsclub Volendam van 1955 tot 1967.

‘Dick Tol was mijn held. Ik weet dat hij een keer op de training zijn scheenbeschermers was vergeten. Ik mocht die halen. Dat was al geweldig.’ Als schooljongetje verzamelde hij alles over Tol en plakte het in oude kasboeken van zijn vader. Hij wijst op de kenmerkende foto’s van Tol: tanden op elkaar en geweldig uithalen. Zoals in de wedstrijd van Volendam tegen DFC op 6 november 1958. ‘Volendam stond 3-1 achter. Tien minuten voor tijd werd het door Tol 3-2. En toen kwam die knal. Vanaf de dug-out schoot hij de bal in de bovenhoek, 3-3. Bennie Steur maakte er 4-3 van.’

‘Scherpschutter Tol doet iets verschrikkelijks’, luidde de kop in de Volkskrant. Het was het seizoen dat RKAV Volendam voor de eerste keer kampioen werd van de eerste divisie en de toen nog katholieke de Volkskrant daarvoor inclusief de felicitaties van het episcopaat twee pagina’s uittrok.

‘Ik weet niet of ik het idealiseer. Maar dit was voor mij het sterkste Volendam ooit.’ Het zou nog vier seizoen duren voordat een 16-jarige Gerrie Mühren zelf zijn debuut maakte in Volendam 1. ‘Hoogtepunt? De eerste keer dat ik scoorde. En dat Dick Tol mij daarna uit pure vreugde in de lucht tilde.’

Wie op de Dijk of voor het stadion van Volendam aan de fans van de dit seizoen weer in de eredivisie teruggekeerde club vraagt wie hun beste voetballer ooit is geweest krijgt steevast het antwoord: Dick Tol. ‘Als hij nu had gevoetbald, zou hij 300 miljoen hebben opgebracht’, aldus een oude Volendam-supporter. ‘Moest je begin jaren zestig een keer in Volendam komen kijken en Tol deed niet mee. Je zag alleen maar lange gezichten. Iedereen kwam voor hem’, zegt Cor Westerveld van de supportersvereniging Volendam.

Niet alleen van 60-plussers die hem echt hebben zien voetballen, zijn lyrisch over hem, ook de jongeren die van hun vaders en ooms de legendarische verhalen over Tol hebben gehoord, kennen allemaal de naam van deze blonde spits die 276 doelpunten maakte voor Volendam en in het seizoen 1961/62 topscorer van de eredivisie werd. ‘En dat was een seizoen dat Volendam degradeerde’, zo wordt er continu aan toegevoegd.

Hoewel het niet waar is – Volendam werd dat seizoen zevende in de eredivisie – begint ook de huidige voorzitter van FC Volendam Henk Kras zo zijn verhaal. ‘Is het niet waar? Maar het is wel een mooi verhaal dat we erin moeten houden om iedereen te laten weten hoe goed hij was.’


Dick Tol (Knoest) wordt, in het seizoen 1961-62, topscoorer van de Eredivisie met 27 goals.


Dick Tol kwam nooit uit voor het Nederlandse A-elftal. En toch is zijn verering in Volendam vele malen groter dan die van de gebroeders Mühren, Wim Jonk, Keje Molenaar en Pier Tol, Volendammers die allemaal international werden, voor topclubs speelden en nationale en Europese prijzen haalden.

Was hij echt beter dan hen? Of heeft zijn roem te maken met het feit dat hij op de jonge leeftijd van 39 jaar overleed aan kanker, zes jaar nadat hij in 1967 ineens was gestopt met voetballen? Kortom, is Dick Tol de Kennedy, de prinses Diana, de Janis Joplin, de James Dean of Marilyn Monroe van het Nederlandse voetbal?

Dick Bond (65), een andere bekende speler van het Volendam van de jaren zestig, zegt dat de legende Tol niet alleen te danken is aan zijn vroege dood. ‘Hij was bij zijn leven ook al een legende. Hij was niet alleen een geweldige goalgetter, maar ook een grote persoonlijkheid. In het veld en buiten het veld. Hij droeg de Volendamse mentaliteit uit. Ik weet nog dat hij op de vraag of zijn zoontje Wilfried in zijn voetsporen zou treden, opmerkte: “Als die jongen buiten speelt, dan maakt hij van een propje papier een voetbal. Die schiet hij dan zowel door de voor- als achterruit”.’

Tol was de absolute leider van een team dat toen nog altijd met elf geboren Volendammers speelde. Hij was het toonbeeld van onverzettelijkheid van de katholieke dorpsclub. Alleen met zijn stoere bijnaam van De Knoest stak hij al uit boven andere spelers die door de gemeenschap met minder benijdenswaardige bijnamen waren opgezadeld zoals Blubber (Klaas Karregat), Snert (Jaap Kroon), Poes (Harmen Veerman), Troet (Thames Tol) of Jut (Jaap Smit).

Daarnaast was Tol een sociale man, iemand van het Volendamse volk die zich om anderen bekommerde. De toenmalige middenvelder Bennie Steur (68) zegt dat hij het altijd voor zijn teamgenoten opnam. ‘Hij was veruit onze bekendste speler. Als we ergens kwamen, dan boden de mensen hem meteen koffie of iets anders aan. “Oké, zei hij dan, maar alleen als de rest hetzelfde krijgt”.’ Steur weet nog dat hij zijn eerste diploma als oefenmeester moest halen op de dag dat de kermis in Volendam begon. ‘De examens vonden plaats op het veld van Zeevogels in Egmond aan de Hoef. Hoewel dat vijftig kilometer uit de buurt was, bood Dick Tol aan te rijden. Toen we in Egmond arriveerden stond er een hele rij van kandidaten te wachten. We leken de kermis mis te lopen. Maar Tol ging onmiddellijk naar de beoordelingscommissie. “Kunnen mijn jongens eerst?” “Ja, maar, ze moeten wel laten zien dat ze kunnen voetballen”, was het antwoord. “Gaat u daar maar staan, zestig meter verderop. Dan leggen ze de bal wel even in jullie kruis”. Na een paar dribbels en trappen kregen we het diploma.’

Tol hielp ook spelers van andere clubs, zelfs die van de ketterse aartsvijand uit Alkmaar. Piet Buis van het toenmalige Alkmaar ’54 kreeg na een liesblessure van Tol de naam van de Duitse chirurg die hem van eenzelfde blessure had afgeholpen. ‘Ik durfde hem zelf niet te bellen, zo keek ik tegen hem op. Maar mijn vrouw wel en die kreeg meteen het adres. En toen mijn herstel niet zo goed verliep, gaf hij mij weer advies’, aldus Buis.

Jack Tuyp, de huidige spits van Volendam die vorig seizoen 26 goals maakte – het grootste aantal in één seizoen van een Volendam-speler sinds Dick Tol – kent Tol alleen van de overlevering. ‘Als je de verhalen hoort en de statistieken ziet, dan besef je hoe goed hij moet zijn geweest. Topscorer van de eredivisie voor Volendam! Daar kan ik alleen van dromen.’


12 januari 1964, Volendam - ADO (2-2). Dick Tol scoort het derde doelpunt maar deze zal worden afgekeurd. Foto FN Broers, Anefo.


De voetbalgenen zijn in Volendam ondanks het drank- en drugsprobleem aan de Dijk nog rijkelijk te vinden. Volendam is ook nu de kleinste plaats van Nederland met een betaald voetbalclub. In de selectie van de huidige club zitten naast Tuyp nog vier andere geboren Volendammers, waarvan er zeker drie in de basis staan. Maar daarnaast voetballen nog zeven Volendammers bij andere betaalde voetbalverenigingen.

Jack Tuyp is verwant met het geslacht van De Knoesten, zoals de familie van Dick Tol wordt genoemd om ze van de andere Tollen uit Volendam te onderscheiden. Tuyps oma, Neel de Knoest, was een zus van Dick Tol. Ondanks die familieband deelt Tuyp qua voetballer behalve de positie in de punt van de aanval niets met zijn oudoom. Dick Tol moest het hebben van agressie, kop- en schotkracht en snelheid. Hij werd het liefst in de diepte aangespeeld. Tuyp is juist flegmatiek, niet snel en ook geen geweldige kopper. Hij wil het liefst in de voeten worden aangespeeld.

Zelf heeft Tuyp geen bijnaam, hoewel de familie van zijn vader Bulldog wordt genoemd en van zijn moeder Prop. Maar net als Dick Tol voelt hij zich het beste thuis in Volendam. Bij een uitstapje van een seizoen naar FC Groningen kwam hij niet aan de bak. Daarnaast hadden ze allebei gevoel voor cijfertjes: Tol haalde tijdens zijn voetbalcarriere het praktijkdiploma boekhouden, Tuyp heeft nu een diploma HEAO, bedrijfseconomie.

Van Dick Tol zijn weinig beelden bewaard gebleven voor het nageslacht. Hij behoorde tot de generatie voetballers die speelde in de jaren dat het professioneel voetbal in Nederland net was begonnen en Sport in Beeld/Studio Sport in de kinderschoenen stond. Zijn reputatie berust op overlevering, krantenartikelen en radiofragmenten.

Dick Tol werd in 1934 geboren. Zijn vader was de visventer Kees Tol – een tak van de Tollen die in het dorp De Knoest werden genoemd omdat een van de voorouders op de Zuiderzee dankzij krachtdadig ingrijpen een scheepsramp had overleefd.

Dick Tol deed de reputatie van De Knoest al gauw alle eer aan. De blonde Dick – daarom door zijn beste vrienden ook wel ‘De Witte’ genoemd – blonk al heel jong uit in alle sporten. Hij kon hoog springen, salto’s maken en vooral heel snel lopen (in de jaren vijftig zou hij de 100 meter ooit binnen 10,8 seconden lopen, hetgeen toen een toptijd in Nederlandse atletiek was). Daarnaast bleek hij een keihard schot te hebben. Met tegeltjetrap – jongetjes moesten elkanders rechtopstaande tegel zien om te krijgen met de bal - schopte hij een keer een tennisbal door een schoolruit. Ook zou hij een keer een tegel dwars doormidden hebben getrapt.

Dick Tol liep toen nog in Volendammer klederdracht – ruige pijbroek met blinkende klapschilden op de buik en gouden knopen op het befje – en op klompen. Maar hij was al zo fanatiek dat hij de klompen extra dun schuurde om sneller te kunnen zijn. Dit tot ergernis van zijn moeder omdat hierdoor nogal eens een klomp brak.

In de oorlog speelde hij vooral straatvoetbal. In september 1945 werd hij lid van de plaatselijke voetbalclub Volendam en ging deel uitmaken van een aspirantenteam. In 1949 won zijn team met 48-0 van RKEDO, nog altijd een nationaal record voor een wedstrijd van 2 maal 30 minuten. Tol maakte 12 doelpunten. In een wedstrijd tegen een aspirantenteam van Limmen stond Volendam al met de rust 12-0 voor (tien goals van Tol), waarna de Limmenaren besloten het bijltje er bij neer te gooien en niet meer voor de tweede helft terug te keren.

Tol stond al in het eerste elftal voordat het betaalde voetbal werd geïntroduceerd. Bekend werd een promotiewedstrijd naar de hoogste klasse uit 1953 tegen EBOH uit Dordrecht die Volendam met 1-0 verloor. Het radioverslag van Leo Pagano werd live uitgezonden. Wim Broere van EBOH kon niet meedoen. ‘Ik kreeg een schop van Dick Tol in mijn gezicht en kon daardoor negen weken niet eten.’

Bij de oprichting van het betaalde voetbal in 1955 kreeg Dick Tol een contract bij de plaatselijke club die in de eerste divisie begon. Tol werd meteen in het eerste seizoen 1955/56 topscorer van de club met dertig doelpunten. In het volgende seizoen maakte hij zelfs 36 goals en werd topscorer van de eerste divisie. Twaalf seizoenen zou hij onafgebroken topscorer van de club blijven. In 1958 wist de club uit het dorp van toen nog geen tienduizend inwoners voor het eerst de nationale top te bereiken toen Volendam in de bekerfinale in het Olympisch Stadion aantrad tegen Sparta, de club die een seizoen later met de lange Volendammer Janny Schilder landskampioen zou worden. Volendam verloor met 4-3, maar de prestatie van de kleine dorpsclub en zijn midvoor Dick Tol kregen nationale weerklank.

Tol was een ‘ruwe bolster, blanke pit’-voetballer. Hij was eerlijk en recht-door-zee, maar niet altijd even diplomatiek. Hij kon behoorlijk vloeken in het veld en driftig tegen scheidsrechters te keer gaan: ‘Je kenne d’r gien zak van’. ‘Hij had een broertje dood aan rangen en standen. Ik weet dat een scheidsrechter die Van Male heette, een keer na de wedstrijd excuus van hem eiste. Voorzitter Arnold Mühren zei tegen Tol: “Ga even naar mijnheer Van Male en zeg dat je er spijt van hebt. Dick Tol antwoordde: ‘Moet ik mijnheer Van Male zeggen? Dan ben ik voor hem mijnheer Tol”.’

Tol was eigenlijk een toonbeeld van sportiviteit ondanks alle schoppen die hij zou moeten incasseren. Slechts één keer zou hij in zijn carriere uit het veld worden gestuurd, nadat Hans Kraay hem in de wedstrijd tegen Feyenoord op 8 oktober 1961 aan het shirt vasthield en Tol zich probeerde los te schudden en in de ogen van de scheidsrechter een elleboogstoot uitdeelde. Kraay lag tenminste schijnbaar bewusteloos langs de kant. Maar in Volendam vond iedereen dat Kraay simuleerde.

Gerrie Mühren: ‘Eigenlijk had Kraay moeten worden weggestuurd.’ De huidige voorzitter Henk Kras van Volendam kan zich er nog over opwinden. ‘De tuchtcommissie hield toen zijn zittingen nog in Den Haag. Tol kreeg een schorsing van vijf wedstrijden en toen hij daar op de televisie iets over zei werden dat er zelfs zes. Dat had bij een speler van Ajax, Feyenoord of bij Tonny van der Linden van DOS nooit gebeurd.’

Hans Kraay (71) zelf erkent dat hij Tol aan het shirt vasthield. ‘Het stond 1-0 op dat moment. Het moest wel, anders was hij er vandoor en was het 1-1 geworden. Ik ben later nog met hem meegegaan naar de tuchtcommissie. Ik zei dat ik wel wilde toegeven dat ik hem aan zijn shirt had getrokken. Maar dat zou hij moeten zeggen van de elleboogstoot. Maar dat wilde hij niet. “Ik heb niets gedaan”, zei Tol, terwijl het hele stadion de elleboogstoot had gezien.’

In het seizoen 1958/59 was Ger Stroker Leen van Woerkom als trainer van Volendam opgevolgd. Een gouden periode begon. Stroker introduceerde totaal nieuwe trainingsmethoden: kopgalgen, tennisvoetbal en het opstellen van poppen op het trainingsveld waarop spelers de zogenoemde Matthews-schijnbeweging moesten oefenen. ‘Hij liet ons ook schieten met extra zware plastic ballen die niet vooruit waren te krijgen. Alleen Dick Tol kon er net zo hard mee schieten’, weet Mühren zich nog te herinneren die als tiener voortdurend rond het veld heen zwierf, waar zijn ooms Arnold (voorzitter) en Pé (speaker) en zijn vader Jan ook continu te vinden waren.


Dick Tol (Knoest) in Volendammer kostuum ter ere van de eerste promotie naar de Eredivisie in 1959.

2 november 1962, Volendam-DOS (4-0). Dick Tol scoort die dag tweemaal. Hier in duel met keeper De Bont. Foto ANP.


Strokers opvolger Bram Appel die in het seizoen 1960/61 aantrad, richtte zich vooral op het verbeteren van de conditie van het elftal. ‘Al die Volendammers kunnen geweldig voetballen, maar ze kunnen het niet lang volhouden.’ Het probleem was ook het gebrek aan een goed trainingsveld. Het complex van Volendam lag op veengrond waarop geen grassprietje groeide en die de strook van Gaza werd genoemd. Er werd getraind op sintels, prut en paardenhaar waar de ratten uit de omliggende sloten rondslopen. Uitwijkplaats voor de trainingen was noodgedwongen het veld van Vrone in het bij Alkmaar gelegen St. Pancras.

Volendam was begin jaren zestig op zijn sterkst. Bennie Steur, Janny Schilder, Klaas Karregat, Jaap Smit en de jonge Johan Pelk vormden samen met Dick Tol een sterrenteam dat zich drie seizoenen in de eredivisie wist te handhaven. Jan Cottaar wijdde een heel programma van de KRO aan de prestaties van de dorpsclub. Tol werd als de veel scorende spits de beroemdste speler van Volendam. Adrie van Ophem uit Schagen, een trouwe Volendam-supporter die in 1995 een essay over De Knoest schreef: ‘Ik mocht met mijn vader eens in de twee weken mee naar het voetballen in Volendam. Het was daar een gekkenhuis met al die auto’s, bumper aan bumper. Als ik uit school kwam en op straat ging voetballen koos je een naam van een toenmalige ster. De een was Abe, de ander Coen Moulijn. Ik was Tol of eigenlijk Tolletje, omdat ik nogal klein was’, aldus Van Ophem.

Mühren: ‘Toch was in die periode ook de omslag van het voetbal in Volendam. Tot 1961/62 was Volendam vooral een karakterploeg. Tol en Karregat waren daar de voorbeelden van. Maar er kwamen steeds meer technische spelers bij. Na Bennie Steur kwam Dick Bond en daarna kwamen Wim Kras en ik.’ Steur: ‘Er was altijd een strijd tussen de karaktervoetballers en technische voetballers. Als het fout ging, dan kregen de technische jongens de schuld.’

Kenmerkend voor Tol waren behalve zijn grote snelheid vooral zijn kopballen en zijn harde schoten. ‘Sprong- en schotkracht’, vat Dick Bond de kwaliteiten van zijn toenmalige medespeler samen. Gerrie Mühren: ‘Hij schoot niet alleen hard maar ook ongekend zuiver. Toen hij mij leerde om te schieten, lukte het hem op een bal twintig keer onhoudbaar in het zijnet van de binnenkant van het doel te krijgen.’ Maar Tol hoefde niet altijd te richten.

‘Als je tijd hebt richt je de bal. Als je geen tijd hebt ga je recht op het doel af, doe je je ogen dicht en schiet zo hard mogelijk’, aldus De Knoest. Alle keepers in de eredivisie waren bang voor hun hachje als hij een kanonskogel op doel afvuurde. Een stadionomroeper riep eens: ‘Wil Dick Tol rustig aan doen, onze keeper heeft een kunstgebit’. Een keeper brak een sleutelbeen toen hij een strafschop van Tol probeerde te stoppen, een ander (Rinus l’Ami van Vitesse) werd met bal en al achter de lijn geschoten. Gerrie Mühren: ‘Ik weet dat de keeper van DWS altijd met zijn ogen dicht en handen voor het gezicht uitliep als Dick Tol op hem afkwam, zo bang was hij voor de schoten. Op een keer zei Appel tegen Tol dat het veel makkelijker was om de keeper in dit geval te omspelen. Tol luisterde voor een keer. Hij ging langs de keeper maar miste toen voor een leeg doel. Dit was zijn stijl niet.’ De volgende keer schoot Tol de bal zo verwoestend langs de keeper dat in het Olympisch Stadion volgens Volendammers nog altijd een stuk verschroeid gras ligt.

Mühren over een wedstrijd tegen NAC: ‘Na een paar minuten kreeg Tol de bal en die lag ineens in het doel. Niemand juichte. Niemand begreep het. Niemand had het gezien, zo snel gebeurde het.’. Steur: ‘Wat Tol kon en wat ik weinig spelers daarna nog heb zien doen was op volle snelheid schieten. Iedere speler houdt even in om te schieten. Tol deed dat niet.’ Keeper Jan Ruiter was op 17-jarige leeftijd van Enkhuizen naar Volendam gekomen. Hij speelde in een laag elftal totdat Volendam ineens een keepersprobleem kreeg en Ruiter werd opgeroepen voor het eerste elftal. ‘Hier hoor je de ballen fluiten’ werd hem op zijn eerste training verteld. ‘Wat? Fluiten?’ vroeg hij vol onbegrip. Daarna schoot Dick Tol een aantal ballen op zijn doel. ‘Ik heb ze alleen horen fluiten’, gaf Ruiter (later keeper van ondermeer Anderlecht) grif toe.

Met het hoofd was hij ook trefzeker. Steur: ‘Hij sprong boven alle keepers uit. Ik weet een keer dat we tegen GVAV speelde en de lange Otto Roffel daar op doel stond. We wonnen met 5-2, met name doordat Tol elke keer de keeper in de lucht de baas was.’ Met aanvankelijk de twee snelle vleugelspitsen Henk en Hein Jonk – bijgenaamd Spijker en Pinkel - en later spelers en Gerrie Mühren en Wim Kras werd Tol van de flanken ook op maat bediend. Vooral Mühren was een precieze aangever. Tol over Mühren: ‘Als ik de bal op de derde haar van mijn wenkbrauw wilde hebben, kreeg ik die daar ook.’

Tol was niet de spits van de lepe boogballetjes of het omspelen van keepers. Ook niet iemand van de één-twee. ‘Als je dat met hem probeerde, kreeg je de bal in je nek terug’, zegt Mühren. Ook zijn eerste aanname was niet geweldig. De ballen wilden nogal eens van zijn voeten afspringen. Maar zijn kop- en schiettechniek waren geweldig. Hij heeft doelpunten gemaakt als die van Van Basten in de finale tegen Rusland in 1988.

Fameus werd zijn goal in de wedstijd Feyenoord-Volendam waarbij hij een verre uittrap van zijn eigen keeper met zijn hak controleerde, over de laatste verdediger Hans Kraay wipte en op keeper Pieters Graafland afging die hij simpel passeerde. Deze wedstrijd die Volendam met 2-5 won, was de ultieme wraak voor het een seizoen eerder verloren duel waarbij Tol uit het veld was gestuurd.

Tol wilde het liefst in de diepte aangespeeld worden, omdat hij elke verdediger op snelheid kon verslaan. ‘Op de training kon je hem op de 100 meter nog wel bijhouden. Maar de eerste twintig meter was hij onverslaanbaar. Hij was zo explosief’, aldus Dick Bond.

Steur kent een ander verhaal: ‘Tijdens een wedstrijd in het Olympisch Stadion tegen DWS zei de spijkerharde verdediger Klaas Karregat een keer tegen Tol: ‘Als ik op mijn vingers fluit, kun jij gaan lopen.’ Tot vier keer toe bleken de dieptepasses van Karregat na het fluiten op zijn vingers afzwaaiers te zijn. Toen Karregat voor de vijfde keer floot, bleef Tol staan en wees hij tot groot vermaak van het publiek het bekende gebaar naar zijn kruis.’

Dick Tol vond dat hij de doelpunten moest maken en dat de buitenspelers hem moesten bedienen. Dribbelaar Wim Kras, een speler die op zijn 15de jaar al in het eerste stond, had daar niet altijd een boodschap aan. Hij wilde zelf scoren. ‘Geef-nou-toch-eens-voor’, schreeuwde een wanhopige Tol een keer met zijn armen omhoog, waarop Kras zei: ‘Ja, en jij ‘m inkoppen zeker.’ Piet Buis van Alkmaar ’54 stond in talrijke Noord-Hollandse derby’s in het veld tegen Tol. ‘Het was een voetballer zonder franje. Waar iemand anders nog even de bal zou controleren, zocht hij onmiddellijk het doel.’

In het seizoen 1961/62 werd Volendam zevende in de eredivisie en Dick Tol was met 27 doelpunten topscorer van Nederland. De krantenkoppen waren lyrisch. ‘Tol de Schicht’, ‘Tol scoort twee keer’, ‘Excelsior geveld door vier projectielen Tol’, ‘De Knoest velde DWS’ ‘Dick Tol zaait paniek bij SVV’, ‘Tol sloeg bressen in verdediging DOS, 4-0’. Kranten doopten De Knoest om als de Puskas van de Zuiderzee. Scheidsrechter Leo Horn applaudisseerde zelfs een keer bij wijze van hoge uitzondering voor de Volendamse spits na een ongelooflijke goal van Dick Tol in de door hem geleide wedstrijd op 14 januari 1962 tegen Sportclub Enschede die de Duitse legende Helmut Rahn in de gelederen had. ‘Leo Horn was Volendam-fan. We waren altijd heel blij als hij floot. Toen het een keer in de wedstrijd tegen MVV niet lukte, floot hij steeds vaker in ons voordeel. Maar we scoorden niet. Na afloop zei Horn: “Ik kan alleen fluiten, jullie moeten ze zelf zetten”,’ vertelt Henk Kras. De club versloeg niet alleen Feyenoord (met spelers als Bergholtz, Bennaars, Kraay, Kruiver, Kreyermaat, Klaassens en Moulijn) met 2-5 in de Kuip, maar won ook van Ajax (met Henk Groot, Bennie Muller, Sjaak Swart, Co Prins en Tonnie Pronk) met 4-3, waarbij Tol alle goals (drie kopballen en een schot) maakte.

Tol trouwde in 1961 met Eefje Sier: één jaar later zou zijn dochter Carola worden geboren – vernoemd naar een verpleegster die hem na de liesoperatie in het Duitse ziekenhuis had verzorgd – en vier jaar later zijn zoon Wilfried.

Verschillende grote clubs toonden op dat moment belangstelling voor Dick Tol. Volgens Janny Schilder, die zelf enige tijd bij Sparta had gespeeld maar gauw op het oude nest terugkeerde, werden blanco cheques aangeboden waarop hij zelf het bedrag mocht invullen. Maar Tol durfde zijn baan bij de gemeente Edam niet op te geven. ‘Je moet ook denken aan een goed pensioen’.Volendam-voorzitter Arnold Mühren had er slim voor gezorgd dat De Knoest zijn baan bij papierhandel Proost&Brandt in Amsterdam kon verruilen voor een baan bij de gemeente Edam, waar ook zijn maatje Bennie Steur werkte. Tol werd de assistent van gemeente-ontvanger Kees Tuyp en moest belastingcenten gaan innen. Elke dag ging Tol met drie andere Volendammers – onder wie Bennie Steur die bij Gemeentewerken in dienst was – op de fiets van Volendam naar Edam. Steur: ‘Hij was nooit te laat. Hij hield van zijn werk en was daarin heel secuur.’

Dick Tol peinsde er ook niet over Volendam te verlaten. ‘Tol kon niet buiten het klaphek’ zoals de grens van Volendam wel wordt genoemd. Hij zou bij de dorpsclub blijven voor een contract van uiteindelijk tweeduizend gulden per jaar en premies van 55 gulden voor een overwinning en 20 gulden voor een gelijkspel.

Andere spelers vertrokken wel. De gebroeders Smit kozen al bij de start van het betaalde voetbal voor een beter contract bij de regionale aartsvijand Alkmaar ’54. Janny Schilder speelde enige tijd bij Sparta en Dick Bond een aantal jaren voor Telstar. Bond: ‘Je moet niet denken dat er bij andere clubs in die tijd zoveel meer kon worden verdiend. Hoogstens het dubbele als je naar Ajax ging. Dick Tol vond zijn baan daarvoor te belangrijk.’

Volendammers die naar een andere club gingen, werden in het dorp laatdunkend ‘overwappers’ (overlopers) genoemd. Bond: ‘Het was een vorm van verraad. En Tol kon dat niet maken, nu hij van de voorzitter zo’n mooi baantje had gekregen.’

Mühren: ‘Tol schuwde ook het avontuur. Hij was eigenlijk bangelijk. Als hij naast je zat in de auto was hij voortdurend in paniek. “Kijk uit, kijk uit” riep hij de hele tijd.’

Hij bleef liever veilig in Volendam. Waarschijnlijk kostte dit wel zijn interlandcarriere. Tol speelde verschillende malen voor Nederland B zoals Jong Oranje toen werd genoemd, maar zou nooit het A-elftal halen. Eerst was de concurrentie van Abe Lensta en Faas Wilkes te groot, later van Henk Groot, Piet Kruiver, Carol Schuurman en vooral Tonny van der Linden, de DOS-aanvaller die in tegenstelling tot Tol wel over een fluwelen techniek beschikte. Elek Schwartz – bondscoach van 1957 tot 1964 – had zo zijn twijfels over Tols kwaliteiten. Hij prees hem de hemel in - ‘Tol is in vrije positie voortdurend gevaarlijk. En hij maakt prachtige doelpunten’ – maar gunde hem geen plek.

Uiteindelijk selecteerde hij de Volendammer een keer voor het A-elftal: voor een wedstrijd tegen Denemarken. Maar op de zondag daarvoor werd Tol door ADO-verdediger Guus Haak uit de wedstrijd geschopt. Een gescheurde enkelband was het gevolg. Boze tongen beweerden dat Haak hiermee clubgenoot Carol Schuurman een goede dienst had willen bewijzen. Dick Bond: ‘Tol had het nadeel dat hij voor een kleine club speelde. Dat was toch een trapje lager. Daar kwam de bondscoach ook niet zo vaak kijken. Grote clubs gebruikten dit als extra lokkertje om spelers aan te trekken. Je zou makkelijker in het Nederlands elftal komen als je bij hen zou gaan spelen.’ Mühren: ‘Volendammers waren toch boeren, palingboeren weliswaar, maar boeren. En de hele entourage rondom het Nederlands elftal was in die tijd tamelijk sjiek.’ Henk Kras kan maar twee redenen bedenken waarom Tol niet in de spits van het Nederlands elftal stond dat in die jaren buitengewoon slecht presteerde met ondermeer een nederlaag tegen Luxemburg. ‘A, hij was katholiek. B, hij kwam uit Volendam. Die mensen moesten ze in Zeist niet. Gerrie Mühren stond bij Volendam ook nooit in het nationale elftal. Hij speelde amper twee weken bij Ajax of hij was geselecteerd. Denk je nu echt dat hij in die twee weken zoveel beter was geworden?’ Volendam had de reputatie van een enigszins achterlijke club uit een dorp waar de mensen nog in klederdracht liepen. Enkele spelers zoals Jaap ‘Jut’ Smit kwamen ook in klederdracht naar de wedstrijd.



Buitenstaanders zijn minder overtuigd of Tol international had horen te zijn. Voormalig sportjournalist Herman Kuiphof (88) heeft Dick Tol vele malen zien voetballen. ‘Had hij in het Nederlands elftal gestaan als hij bij een grote club gespeeld had? Dat sluit ik zeker niet uit. Zeker als hij naar Ajax zou zijn gegaan. Maar was dit ook terecht geweest? Ik denk het niet. Ik vond Van der Linden technisch beter.’ Fons van Wissen (75) – voormalig PSV’er en aanvoerder van het Nederlands elftal in die dagen – heeft tegenover Tol in het veld gestaan: ‘Hij was een goaltjesdief, maar ik vond hem toen niet de beste spits van Nederland.’

Tol had wel degelijk de ambitie om A-international te worden. Later werd Tol opnieuw opgeroepen voor een wedstrijd tegen Luxemburg, maar nu voor het B-elftal. Een woedende Tol belde KNVB-bestuurder Toon Martens op een zei hem de uitnodiging maar in het kanaal te frommelen. Tol zou nooit meer een uitnodiging krijgen.

Een van zijn zwakke punten was zijn conditie. Tol rookte zware shag en Black Beauty-sigaretten, had een zittend beroep als gemeente-ambtenaar en hield daarnaast niet van conditietraining die in die tijd vooral bestond uit het eindeloos lopen van rondjes rond het veld.

Steur: ‘Bram Appel liet ons een keer per week hardlopen naar Edam en terug. Ik weet dat Dick Tol altijd achterbleef en al op de heenweg bij een van de volgauto’s instapte.’ Op woensdag trainde Appel altijd zonder bal. ‘Je moest met een man op je schouders de staantribune oprennen en weer terug. Tol deed dat gewoon niet.’ Bram Appel – die door Tol altijd Bram ‘Peer’ werd genoemd – ergerde zich er voortdurend aan. Toen hij Tol een keer toeriep mee te doen, antwoordde de spits: ‘Je kan naar het gas’. Appel ontnam Tol daarop het aanvoerderschap. Steur: ‘Ik weet dat we met de hele selectie bij elkaar kwamen. Alleen Klaas Karregat mocht er niet bij zijn, want die was bevriend met Appel. En we besloten zondag niet te voetballen als het besluit niet werd teruggedraaid. We wisten dat hij tot alles in staat was, want eerder had hij al een keer elf verdedigers opgesteld nadat hij ontevreden was over de inzet van de voorhoedespelers. Maar nu ging hij overstag.’

Het gebrek aan conditie brak Tol vaak aan het einde van de wedstrijd op. Medespelers hoorden hem veelvuldig zuchten en hijgen. ‘Nadat hij in de wedstrijd vier keer had gescoord, riep hij “niet meer op mij, want ik ben moe”.’

Mühren zegt dat Tol zich hiermee niet onderscheidde van andere spitsen uit die tijd. ‘Cruyff, Geels en Brokamp liepen ook altijd helemaal achteraan met rondjes lopen. Als spits hoefde je toen geen conditie te hebben, als je maar sprintjes kon trekken. Ik weet dat Johan Cruyff ook veel rookte als speler. Hij zat in de rust zelfs op het toilet te roken.’ Tol was mogelijk daardoor ook zeer blessuregevoelig. ‘Had dat met conditiegebrek te maken? Ik weet het niet. Cruyff was een veulen, die ontweek tackles. Tol niet. Die ging er doorheen.’

Tol had zoveel blessures dat het weekblad Panorama een speciale tekening van hem lieten maken met alle plekken waar hij geblesseerd was geweest. Tol was zeer explosief en had korte spieren. Omdat warming ups en krachttraining nog niet bestonden, waren zijn spieren snel overbelast.

‘Op maandag reed voorzitter Arnold Mühren de geblesseerde spelers altijd naar de katholieke chirurg dokter Boersma in Purmerend. Dick Tol zat bijna altijd in de Boersma Express. De spits werd zelfs lange tijd behandeld bij specialisten in Amsterdam en Duitsland. Bijzonder ernstig was de blessure die hij opliep tijdens een door Abe Lenstra georganiseerd demonstratieduel tegen het Braziliaanse Santos. Door Santa Maria werd Tol zo hard aangepakt dat hij het bot van het borstbeen brak.

Volendam degradeerde in het seizoen 1963/64 weer naar de eerste divisie. Tol zou in de jaren daarna veelvuldig topscorer worden van de eerste divisie. Langzaam boette hij aan snelheid in en herstelde hij moeilijker. In het seizoen 1966/67 werd Volendam weer kampioen van de eerste divisie. Tol maakte 32 goals. Maar hij wilde niet nog een jaar verder gaan. Hij stopte in april 1967. Tol was 33 jaar en had in zijn hele carriere zo’n 35 duizend gulden verdiend. De spelers probeerden hem over te halen verder te gaan. ‘We boden hem zelfs al onze wedstrijdpremies aan, maar hij was onvermurwbaar’, aldus Gerrie Mühren. De laatste wedstrijd was een bekerduel tegen Telstar. Volendam stond vlak voor tijd met 2-1 achter. Tol kopte uit een voorzet van Mühren de gelijkmaker in. In de verlenging bezorgde Mühren uit een voorzet van Tol met een magistraal doelpunt vanachter zijn standbeen Volendam de overwinning.

Mühren vind het moeilijk om Tol te vergelijken met spelers van nu. ‘Dirk Kuyt komt er misschien nog het dichtste bij. Kees Kist was een soortgelijke voetballer. Was hij de beste Volendamse voetballer ooit? We zullen het niet weten. Hij heeft het nooit op het hoogste niveau geprobeerd. Dan waren er andere factoren mee gaan spelen zoals de spanning. De druk bij Ajax is toch anders dan die bij Volendam.’ Muhren wijst erop dat ook andere grote talenten die bij Volendam excelleerden het niet echt gemaakt hebben buiten de vissersplaats. ‘Dick Bond was een geweldenaar. Maar eigenlijk is hij bij Telstar blijven steken.’ Fons van Wissen: ‘Tol had het geluk dat bij Volendam iedereen in zijn dienst speelde. Dat was bij een grote club anders geweest.’
 



Wie is dan de beste Volendamse voetballer uit de geschiedenis geweest? Volendam-voorzitter Henk Kras noemt onomwonden Dick Bond (bijgenaamd Sport) ondanks dat hij de club in de steek liet voor Telstar. ‘Hij had zo’n fantastische techniek op de vierkante meter. Daarnaast kon hij wedstrijden volledig naar zijn hand zetten.’ Gerrie Mühren komt met een opvallende naam: ‘Misschien Wim ‘Pier’ Tol, de broer van Kees ‘Pier’ Tol die bij AZ gespeeld heeft. Hij kon net zo hard schieten als Dick Tol en had meer techniek. Maar hij ging na een ruzie spelen bij de amateurs van Marken waar hij jarenlang topscorer was.’ Bennie Steur houdt het echter op Kees ‘Pier’ Tol als beste speler van Volendam ooit. ‘Helaas nam die zijn vak niet serieus. Hij wilde altijd gewisseld worden. Ik weet dat ik als trainer bij Volendam toen hij vroeg te worden gewisseld, tegen hem zei: “Eerst schiet je er twee in”. Binnen vijf minuten lagen er twee in en wilde hij alsnog worden gewisseld.’ Hans Kraay sr. noemt de laconieke Billy Bond – een speler uit de jaren zeventig die het ook niet maakte – de beste Volendamse voetballer ooit. ‘Maar als je het over spitsen hebt, dan moet je Dick Tol noemen. Hij was fysiek sterk, imposant met zijn helblonde haren, verschrikkelijk snel en had een hard en vlug schot. Vooral in de jaren zestig toen verdedigers nog zonder rugdekking van een vrije man speelde, was hij een geweldenaar.’ Cor Westerveld van de supportersvereniging: ‘Je kunt lang discussiëren wie de beste Volendamse voetballer ooit is geweest. Maar je kunt niet discussiëren over wie als voetballer het meest heeft betekend voor Volendam. Dat is zonder twijfel Dick Tol.’

Dick Tol werd na zijn carriere trainer – eerst bij de amateurs van OSV is Oostzaan. Hij testte zelf de keepers met zijn vaak onhoudbare poeiers. Toen een keeper bij vorst klaagde over koude handen, zei Tol: ‘Dan pis je over je handen heen, dan worden ze vanzelf warm. De keeper deed het en berouwde het al gauw.

Maar na twee seizoen keerde hij terug naar Volendam. Hij werd coach van ondermeer het zaterdagamateurteam, waar later nog zijn zoon Wilfried voor zou gaan spelen. Aan het diploma oefenmeester C had hij voldoende. ‘Dick had nooit ambitie om trainer van een betaald voetbalvereniging te worden ergens anders. Daarvoor was hij te veel verknocht aan Volendam.’

In 1973 werd Tol ziek. Bennie Steur: ‘Hij was ineens zichzelf niet meer. Hij bleef na afloop in de kleedkamer zitten, ineengedoken. De dokter dacht dat hij overspannen was en gaf hem valium.’ Toen hij later toch voor nader onderzoek naar het ziekenhuis moest, bleek hij darmkanker te hebben die al ver was gevorderd. Steur: ‘We waren allebei trainer bij Volendam. Ik weet dat we ons de laatste keer omkleedden voordat hij naar het ziekenhuis zou gaan. “Ik kom niet meer terug”, zei hij toen al tegen mij.’

Dick Tol overleed op 13 december 1973 op 39-jarige leeftijd. Vier dagen later liep het complete dorp uit voor zijn begrafenis. De voetballer Dick Tol was er niet meer, de legende De Knoest was geboren. Tol is de enige voetballer met zijn eigen straat in Volendam. Hans Kraay: ‘En welke voetballer kan dat zeggen? Dick Tol is een legende en op een legende staat geen maat.’


Zaterdag 22 juli 1967, Zijn laatste optreden als aanvoerder van Volendam tijdens zijn benefietwedstrijd tegen voetbalclub Haarlem.