Johan Pelk werd geboren op 13 maart 1942 en kwam, tussen 1958 en 1972, vijftien seizoenen uit voor Volendam. In de 404 competitiewedstrijden die hij speelde, scoorde hij 109 keer. Hij neemt daarmee de derde plaats in op de ranglijst van topscorers allertijden voor Volendam, na Dick Tol (de Knoest) en Jack Tuijp. Ondanks dat hij over zichzelf zei: "Ik ben geen schutter maar een bouwer", was zijn scorend vermogen een groot wapen. Hij was een temparentvolle speler met een groot doorzettingsvermogen. Hij stond bekend als de 'zwartharige terriër' die zich iedere wedstrijd wilde waarmaken. Hoewel hij meestal een aanvallende rol had, was hij door zijn taktisch vermogen en opbouwende kwaliteiten op bijna alle plaatsen inzetbaar. Hij maakte twee jaar onderdeel uit van het vertegenwoordigend nationaal jeugdteam tussen 16 en 18 jaar en kwam vijfmaal in aktie voor Jong Oranje tegen o.a. Denemarken, België en Frankrijk.
Jeugd
Zijn vader Gerrit Pelk woonde met zijn vrouw Agnes op de Meergracht in Volendam. Zij kregen zeven kinderen waaronder zoon Johan. Hij had een kruidenierswinkel en kolenhandel. Op het groot deel van het veld ('Land van Pelk') achter de huizen van de Meergracht lagen de kolen opgestapeld. Vanaf zijn prille jeugd groeide Johan op met straatvoetbal en toen op zijn 12e lid werd van de voetbalclub stond hij als snel bekend als een groot talent.
Debuut
Hij was net zestien toen hij debuteerde in het eerste van Volendam op 13 april 1958 in de verloren uitwedstrijd tegen AGOVV. 'Als jeugdspeler kreeg je snel een kans en je mocht jezelf ontwikkelen. Qua sport was er bijna alleen voetbal, dus je had veel concurrentie', zegt Pelk. 'Daarom moest je maken dat je op niveau bleef, anders waren er anderen om je plekkie over te nemen.' Twee wedstrijden daarna moest Volendam thuis aantreden tegen HVC uit Amersfoort. De toen 28-jarige Joop van Basten, vader van Marco van Basten, speelde als back bij HVC en had die dag de grootste moeite om de jonge Johan Pelk af te stoppen. Weer een week later zou hij zijn eerste doelpunt maken in de uitwedstrijd tegen VSV uit Velsen.
Dat seizoen haalde Volendam de bekerfinale, maar Johan Pelk zat nog op school op het Sint Nicolaaslyceum in Amsterdam. "Ik herinner me dat mijn klasgenoten, de rector en de pater allemaal kwamen kijken. Spelers die al aan het werk waren, moesten die doordeweekse dag ook gewoon aan het werk en namen een halve snipper." Volendam verloor die weliswaar, maar Volendam stond op de kaart, de kranten stonden er vol van en iedereen had het over die dorpsclub met al die jonge dorpsjongens. Het seizoen erna promoveerde Volendam naar de eredivisie. Terugkijkend vertelde hij: "We bewezen geen eendagsvlieg te zijn. Daarom heeft die verloren bekerfinale ook niet zo lang doorgesudderd. Bij terugkeer in Volendam hebben we nog gezellig gezeten in Café Jan de Boer. Bij winst hadden we Europees voetbal mogen spelen, maar eerlijk gezegd was niemand daar zo mee bezig. Het was al zó speciaal dat een stel dorpse jongens zo ver was gekomen."
Hoogtepunt
Hij maakte vier kampioenschappen in de Eerste Divisie mee en net zoveel degradaties uit de Eredivisie. Toch vond hij zijn eerste promotie in 1959 zijn mooiste. "Uit tegen Limburgia, in Brunssum, konden we kampioen worden. We wonnen er met 4-1, zo’n tweeduizend Volendammers waren getuige. Met de trein vertrokken we vervolgens naar Amsterdam-Noord, waar we overstapten in de bus. En wat er daarna gebeurde, vergeet ik van m’n leven niet. Het regende dat het goot, maar langs de kant van de weg stond het afgeladen vol met razend enthousiaste mensen. Wat een festijn, het leek wel alsof het Nederlands elftal werd binnengehaald! Ik was een zeventienjarig knaapje, maar ik wist dat ik zoiets maar eens in m’n leven zou meemaken. Ik ben later nog drie keer met de club gepromoveerd, maar zo groots als die eerste keer werd het nooit meer."
Blessures
De laatste jaren van zijn voetbalcarrière had hij pech met blessures. Hij kon niet meer de vast waarde zijn voor het eerste team. En Volendam had al het oordeel over Johan Pelk klaar. “Hij is versleten”, zei men in het dorp. “Hij komt er niet meer in”. Alleen trainer Hans Croon dacht er anders over. Hij adviseerde het Volendam bestuur de 28-jarige Johan Pelk gewoon een nieuw contract aan te bieden en hem wat steun toe te zeggen in zijn florerende drankzaak. Johan Pelk, weer genezen verklaard van een hardnekkige liesblessure kwam dan ook volgzaam op de eerste training. Overigens zonder al te veel illusies. Alleen met de zekerheid dat het hard knokken zou worden om terug te keren in het eerste. Dat toekomst beeld van de “versleten”Johan Pelk veranderde opeens door het simpele zinnetje van Hans Croon: ‘ik wil jou maar eens in het centrum van de verdediging zetten’. Zo werd Johan in zijn nadagen de nieuwe ausputzer van Volendam. Het ging zo goed dat men van de zogenaamde “versleten”Johan Plek zei “hij kan nog makkelijk acht jaar mee”.
Stoppen met betaald voetbal
Aan het einde van het seizoen 1971-1972 stopte hij ermee. Hij was toen pas 29 jaar. Hij verdedigde zijn besluit: "Mijn slijterij vraagt veel tijd en eerlijk gezegd kan ik het zo langzamerhand niet allemaal meer op brengen. Ik heb met Volendam alles meegemaakt. Van de gezelligheidsclub, die wij nog onder trainer Gerrit Stroker waren, tot de professionele sfeer onder Hans Croon. Een overgang, die door trainers als Bram Appel. Ron Dellow en Piet Dubbelman werd overbrugd. Ik heb met uitzondering van een plaats onder de lat op alle posities gespeeld. Ik ben zo'n beetje het manusje van alles van Volendam. Bruikbaar op elke plaats, weet je wel. Maar iedere wedstrijd weer, ben ik zo nerveus als een debutant. Onverklaarbaar, maar het knaagt wel aan je. Daarom ook ben ik nooit aanvoerder geworden. Volkomen ongeschikt. Als ik na dit seizoen alles overzie, dan heb ik dacht ik wel genoeg gehad. Natuurlijk, ik ben pas 29 en ik zou dus nog best een paar jaartjes bij kunnen tekenen. Maar echt, het zit er niet meer in.”