Mühren, Arnold Jr.

Mühren, Arnold Jr.

Arnold Mühren Jr. werd geboren op 5 juli 1921 en volgde na de intrede van het betaald voetbal, in 1956, zijn vader Meester (Arnold) Mühren op als voorzitter van de voetbalclub Volendam. Daarvoor bekleedde hij al sinds 1945 andere functies binnen het bestuur. Hij zou de voorzittershamer acht seizoenen, tot en met 1963-1964, hanteren en werd daarvoor geëerd met het erevoorzitterschap. Hij overleed 13 februari 2006 op de leeftijd van 84 jaar.

Familie
Hij was getrouwd met Neeltje Kwakman (Ballap) met wie hij vier kinderen kreeg. Zij kwam op 17 april 1950, pas 28 jaar oud, tragisch om het leven bij een brand. Hij hertrouwde met Lijst Bond (van de Lekkere), waarmee hij nog 4 kinderen kreeg en de kinderen uit zijn eerdere huwelijk opvoedde. Ook was hij de broer Pé Mühren, die faam vergaarde in de voetbalwereld als PR-man en stadion-speaker bij Volendam, en de oom van de bekende voetballers Gerrie Mühren en Arnold Mühren. Voor de laatste twee behartigde hij tevens de zakelijke belangen.

Meubelfabriek
Aanvankelijk was hij voorbestemd om in de sporen van zijn vader te treden, maar gedwongen door familieomstandigheden moest hij zijn MULO studie in Amsterdam na 2 ½ jaar afbreken. Hij ging naar de LTS in Edam, deed nog een jaar extra studie en haalde tevens zijn middenstandsdiploma. Op het slobbeland in Volendam begon hij vervolgens een meubelfabriek. Dit liep voortvarend en hij begon zijn belangstelling uit te breiden van hout naar aluminimum. In 1961 resulteerde dit in een nieuw bedrijf, Mutoblok, gelegen naast de meubelfabriek op het slobbeland. Hier werden aluminium producten gemaakt voor de woningbouw (o.a. deurkrukken, brievenbussen). De naam Mutoblok was gevormd uit de beginletters van drie van de vier oprichters: Arnold Mühren, Hein Tol (plaatwerk), Blokland (vertegenwoordiger) en Siem Steur (staalconstructiebedrijf).

Voorzitter
Toen hij in 1956 zijn vader opvolgde als voorzitter van de voetbalclub Volendam werd direct hij de jongste voorzitter in het betaalde voetbal. Niet alleen daardoor viel hij op, maar meer nog door ongewone benadering. Hij vertelde daarover: “Mijn vader bewandelde de officiële weg richting de KNVB, hij deed alles per brief. Dat duurde mij te lang. Ik belde direct de portier en vroeg of hij even de agenda in wilde kijken om te zien of de heren bestuurders nog een tussenuurtje vrij hadden. Dan ging ik de volgende of dezelfde dag langs met een paar pondjes paling om te praten over een bepaalde zaak, zoals het officieuze competitieprogramma dat voor ieder seizoen werd opgesteld. Meestal waren er wel dingen die wij bij Volendam anders zagen, zoals de wedstrijd met de Volendammer kermis. Op den duur werd ik haast een vaste bezoeker aan de verlengde Tolweg 6 in Den Haag (de KNVB zat toen nog niet in Zeist). De heren vonden dit natuurlijk vervelend worden en daarom moest die Mühren effe buiten de deur gehouden worden, want die was veel te lastig.”

Vaderfiguur
Hij was een voorzitter die zijn elftal als zijn gezin beschouwde. Hij was een mentor voor de spelers en fungeerde als spreekbuis en stimuleerde en adviseerde de spelers. Ook begeleidde hij de spelers hoogst persoonlijk naar doctoren voor blessurebehandelingen. Vooral voor Dick Tol (de Knoest) heeft hij aardig wat kilometers moeten afleggen voor blessurebehandelingen bij dr. Hans Tezner in Amsterdam-Zuid van zijn knie en de prive-kliniek van Dr.  Weiss uit Aken van zijn linker- en rechterlies.

Bram Appel
Begin jaren 60 was de trainingsmogelijkheden beperkt. Het schaarse verlichte trainingsveldje, bijgenaamd 'De Gaza strook', bestond uit een strook van prut vermengd met zand dat na een regenbui veranderde in een modderpoel. De spelers waren enorm blij dat onder Trainer Bram Appel iedere donderdagavond werd afgereisd naar St. Pancras om te trainen. Daar lag een verlicht veld met prima condities. Masseur Cees Hooijberg reed dan met busje waarin de spelers op banken zaten. Voorzitter Arnold Mühren en trainer Bram Appel reden met luxe auto met spelers er achteraan. Tussen hem en trainer Bram Appel wilde het nog wel eens botsen, want in die tijd hield het bestuur zich niet alleen bezig met bestuurlijke zaken, maar ook met de wekelijkse samenstelling van de hoogste teams. Bram Appel wenste niet blindelings de voorkeuren van het bestuur te volgen en had een eigen visie. Hij en andere bestuursleden waren gewend vrij de kleedkamer binnen te lopen. Bram Appel wilde dit niet. Hij besloot dat het bestuur rond de wedstrijd niet meer in de kleedkamer mocht komen. Het was publiek geheim dat het bestuur niet rouwig was toen Bram Appel, in 1962, een mooie aanbieding kreeg van PSV om daar trainer te worden. Het Volendam bestuur haalde Piet Dubbelman als nieuwe trainer.

De Knoest
Als voorzitter had hij een speciale band met de beroemdste Volendam-speler uit die jaren: Dick Tol (de Knoest). Hij peinsde er niet over om hem aan een andere vereniging te verkopen. Als een andere vereniging informeerde zijn vraagprijs, kregen deze altijd een magisch bedrag te horen. Als Dick Tol (de Knoest) zich daarover beklaagde, nam hij de twijfel bij hem altijd weg door in te spelen op zijn heimwee-problemen. Hij zei dan: "Dick, moet jij nou doen bij een andere club? Je roept toch om je moeder? Je hoort toch hier als Volendammer. Je moet toch hier spelen? 

Dick Tol (de Knoest) was geen trainingsbeest en liep vaak de kantjes er vanaf. Als de ploeg 10 rondjes om het veld liep, dan liep hij altijd aan de binnenkant. Hij moest het hebben van pure kracht. Wat had hij een hekel aan trainen. Arnold Mühren kon goed met hem opschieten. Hij maakte De Knoest duidelijk dat je het niet alleen redde met sprinten, maar dat algemene conditie en balvaardigheid ook van belang waren.

De Knoest was zeer gespannen voor de wedstrijd. Arnold Mühren stak hem dan een hart onder de riem. "Niet zo somber kijken, je schiet er zo direct drie in". Hij vertelde: “De Knoest was er één met gebruiksaanwijzingen. Je moest het vuurtje bij hem aanwakkeren. Maar hij wist ook dat hij mij kon vertrouwen en dat ik het beste met hem voor had. Als het een keer niet liep, dan weigerde hij verder te spelen en beende kwaad weg naar de douche. ‘Wat ga jij nou doen’, vroeg ik dan. ‘Ik stop ermee’. Maar jongen dat gaat toch niet, we hebben hier 5.000 toeschouwers op de tribune die alleen voor jouw komen. Moet ik dan vertellen dat je geblesseerd bent. Straks moet ik voor je liegen, terwijl je niets mankeert. Je bent gewoon teleurgesteld. Wacht nou toch op die ene pass die komt en knal de bal dan binnen. Dan is het toch afgelopen? En nu als de sodemieter het shirt en de schoenen weer aan!” En tandenknarsend, teleurgesteld en gekwetst schoot De Knoest na rust weer 2 doelpunten tegen de touwen.

Aftreden
In de vergadering van 13 maart 1964 legde hij zijn functie neer. Het voorzitterschap in combinatie met zijn drukke werkzaamheden als directeur van een schoolmeubelfabriek, met 20 medewerkers, eisten zijn tol. Daarnaast maakten de interne problemen binnen het bestuur, in het seizoen 1963-1964, rondom de financiën en de noodzakelijk geachte splitsing tussen betaald en amateurvoetbal duidelijk dat de impasse beter doorbroken kon worden met een andere voorzitter. Dokter (Joop) Duin, reeds zittend in het bestuur, werd zijn opvolger.

Jan Plat, secretaris in het toenmalige bestuur, vertelde over die periode: “In 1964 liepen de spanningen met de gemeente steeds verder op. Voorzitter Arnold Mühren had goede connecties binnen de voetbalwereld waar we als club veel baat bij hadden, maar met de lokale politici botste het regelmatig. Als bestuur gaven we de gemeente het gevoel dat we erboven stonden. Dat verergerde na een brief die ik in opdracht van het bestuur van een nogal kritische toonzetting had voorzien. Bovendien ontstond een conflict over de lening bij de Friese Beertabank die in 1959 voor de aanleg van het B- en C-veld was afgesloten voor 70.000 gulden. Dit was een hele gunstige lening tegen 1% rente. De gemeente stond hiervoor garant. Door een misverstand maakte penningmeester Cees Tuijp het maandelijkse bedrag op een vrijdag over, waarna het pas de er opvolgende maandag op de rekening van de bank stond. Dit was één dag te laat. Hierdoor had de bank het recht de lening in één keer op te eisen. De gemeente moest dit bedrag voldoen en daarmee de lening overnemen. Burgemeester Boelens en wethouder Albert Veerman (Slinger) hadden het idee dat het een vooropgezet plan was. Maar dit was echt niet zo. Ik heb het Albert uitgelegd, maar het lukte niet hem te overtuigen van de goede bedoelingen. ‘Het kan best zijn dat jij hierbuiten staat, maar dan hebben de andere bestuursleden dit bewust gedaan’. Het vertrouwen in het bestuur was compleet weg. Ik heb toen voorgesteld dat Arnold Mühren, Cees Tuijp en ik als voorzitter, penningmeester en secretaris zouden aftreden.” Dit gebeurde op 13 maart 1964. Op 1 mei 1964 trad Jan Plat toe tot de commissie die zou toezien op de contacten tussen een nieuw gekozen amateurbestuur, waarvan Cees Tuijp de voorzitter werd, en het betaald voetbalbestuur. Dokter Joop Duin werd de nieuwe voorzitter en aannemer Jac. Buijs de nieuwe secretaris. “Niet alleen voor de voetbalclub, maar ook voor Arnold Mühren, Cees Tuijp en mijn baan was dit de beste keuze.”
 

Het Volendambestuur dat gedurende het seizoen 1961-1962 zitting nam met boven v.l.n.r. Hein Schilder (Madoet), Fruk Tuijp, Wim Boelsz, Klaas Koning (Not) en Joop Duin; onder v.l.n.r. penningmeester Cees Tuijp (Jantien), geestelijk adviseur pastoor De Lange, voorzitter Arnold Mühren, secretaris Jan Plat en Wim Runderkamp (Slager).


Hoogtepunt voor het was de promotie in 1959 want het was een stille wens van hem om ooit eens te voetballen in de Rotterdamse Kuip. In zijn laatste seizoen 1963-1964 als voorzitter (geheel rechts) met "zijn" spelers op de foto in de Rotterdamse Kuip