Volendam in het betaald voetbal

1955 | Proflicentie dankzij aardappeltransporten

In 1954 kwam er een hevige discussie op gang of de voetbalclub Volendam over zou moeten stappen naar het betaald voetbal. Nadat de KNVB overstag was gegaan over de opzet van een profcompetitie in Nederland, was het aan de verenigingen om ieder voor zich te beslissen of men hierin mee wilde gaan. Notabele dorpsgenoten als Jaap Buijs (Oloot), Dokter Joop Duin en Jan Runderkamp (Tuf) ijverde voor toetreding van Volendam tot het betaalde voetbal, terwijl het toenmalige bestuur dit idee nadrukkelijk van de hand wees. Vooral voorzitter Meester (Arnold) Mühren was er sterk op tegen: “Ik maak van mijn jongens geen vee”, zei hij altijd. Daarnaast stonden er verre reizen op het programma naar Oss, Klazienaveen, Bergen op Zoom en Hengelo. De ontwikkeling was echter niet meer te stoppen. Binnen de club besefte men dat betaald voetbal noodzakelijk was om te blijven aanhaken bij het niveau dat het wilde nastreven. Jaap Buijs (Oloot), die op dat moment niet meer actief was als eerste elftalspeler, vertelde hierover: “We raakten de gebroeders Smit kwijt aan Alkmaar en dat deed ons voetbalhart veel pijn. Daarom staken wij de koppen bij elkaar. We gingen geld ophalen bij personen en bedrijven in Volendam om de spelers te behouden. Zo haalden we genoeg op om de spelers 10 of 15 gulden per gewonnen wedstrijd te betalen. Op deze manier werd voorkomen dat de amateurs van Volendam naar een betaalde club zouden gaan. Het hielp wel. Een werkman verdiende toen 50 gulden in de week, dus 10 gulden was veel. Wanneer de ruststand gelijk was, deden we er vaak nog 5 gulden bovenop om ze extra te stimuleren.”

[De tekst gaat verder onder de foto's]


Meester (Arnold) Mühren - tegenstander -

Jaap Buijs (Oloot) - voorstander -

Joop (Dokter) Duin - voorstander -


Historische vergadering
Tijdens een buitengewone ledenvergadering op 2 maart 1955 in de kantine moest een stemming de doorslag geven. Het bestuur, onder leiding van voorzitter Meester (Arnold) Mühren, had zoveel mogelijk leden opgetrommeld om tegen betaald voetbal in Volendam te stemmen, maar de voorstanders hadden nog meer hun best gedaan. Met een groot verschil kozen de leden voor betaald voetbal. Toen moest er 25.000 gulden op tafel komen om de proflicentie te betalen. Het bestuur kon hier niet voor zorgen. Daarom werd de hulp van de voorstanders ingeschakeld om dit bedrag bijeen te brengen. Wonderwel slaagden zij daarin, waarbij vooral de invloed van Joop (Dokter) Duin zeer belangrijk was. Als arts genoot hij aanzien in het dorp en aan zijn verzoeken tot een financiële bijdrage voor de voetbalclub werd daarom meestal voldaan. Het bleek mogelijk om via 2,5% obligaties van 500 gulden (inclusief eeuwige zitplaats) een eerste kapitaal in te zamelen van 17.500 gulden. Er ontbrak echter nog 7.500 gulden.

[De tekst gaat verder onder de foto's]


De Volkskrant, 25 augustus 1954

Het Parool, 12 februari 1955

De Volkskrant, 3 maart 1955


Aardappeltransporten
De resterende 7.500 gulden werd in 'een potje' gevonden. Klaas Runderkamp (Bakkertje) beheerde als penningmeester nog altijd het geld van de aardappeltransporten uit de Tweede Wereldoorlog. De Volendammer vissers ondernamen deze tochten naar Friesland en Overijssel om aardappels op te halen tijdens de strenge hongerwinter van 1944-1945. Bij de eerste tochten in februari 1945 waren de aardappelen bestemd voor het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) in Amsterdam. Later ook voor de gaarkeukens in Amsterdam en andere plaatsen in Noord-Holland. Toen die grotendeels waren voorzien werd ook nog een tijdje de hongerende bevolking van ’t Gooi geholpen. En een feit is wel dat de ‘Volendamse’ aardappelen menig gezin in het westen van Nederland door de oorlog hebben geholpen, tot aan de bevrijding in mei 1945.

De aardappeltochten vonden plaats onder auspiciën van de Vereniging ter Behartiging van den Nederlandschen Aardappelhandel (VerBeNa) die verantwoordelijk was voor de financiering. Terug in de haven kregen de vissers 15% van de lading of een bepaald geldbedrag. De rest van de lading werd afgeleverd bij het VerBeNa magazijn in Edam, die zorgde voor het verdere transport naar het achterland. Dit vond plaats tegen betaling. De mensen hadden honger, maar voor het voedsel waren guldens en bonnen nodig. De VerBeNa maakte geen woekerwinsten, maar hield wel geld over, zo bleek toen na de oorlog de rekening werd opgemaakt. Niemand wist van wie het geld eigenlijk was en het werd ook niet meer aangesproken. Het laten terugvloeien richting de vissers voelde onrechtvaardig, want met hen was al afgerekend in de oorlog. Toch hoorde de gelden in Volendam thuis, vonden de betrokkenen. De vissers hadden de risico’s genomen, dus moest de opbrengst ten goede komen aan het 'gehele dorp'. Daarom werd het geld aangewend om de vereiste 25.000 gulden vol te storten voor de proflicentie van de voetbalclub Volendam. Nog geen maand later, op 11 september 1955, speelde Volendam zijn eerste wedstrijd in de eerste klasse C van het betaalde voetbal. Op eigen veld won de club met 5-2 van KFC uit Koog aan de Zaan.


Vissersmannen uit Volendam op de kade van Huizen om aardappelen af te leveren tijdens de 2e Wereldoorlog. Deze werden vervolgens gedistribueerd onder de bevolking van 't Gooi.