Jan Jonk (de Kip) werd geboren op 27 januari 1944 en is een telg uit de voetbalfamilie 'de kippen'. Net als zijn jongere broer Hans Jonk (de Kip) is hij een zoon van 'Trijn de Kip', een zus van de voetballende broers: Thoom-, Evert-, Hein- en Klaas Smit (de Kip) uit begin jaren vijftig. Hij speelde 141 competitiewedstrijden en 15 bekerduels voor het eerste elftal. Hij debuteerde op 6 mei 1962 in de uitwedstrijd tegen Rapid JC en zou ruim tien seizoenen deel uitmaken van de selectie. Hij was de verpersoonlijking van een echte dorpsclub: een elftal met alleen Volendammers, waarin de kameraadschap groot was. “We kenden elkaar van jongs af aan en we gingen voor elkaar door het vuur”.
Stopper
Hij was technisch goed en had spelinzicht. Ondanks zijn gedrongen postuur en beperkte lengte was hij een goede kopper, vooral ook omdat hij een geweldenaar was in het kiezen van de juiste positie. Hij speelde in het centrum van de verdediging en was een echte ‘stopper, zoals men dat noemde in die jaren. Hij speelde hard maar fair. Bewegelijke en zwervende spitsen, als Deijkers (NAC), Aarts (ADO) en in het bijzonder Johan Cruijff, daar had hij het niet zo op: "Niet verkeerd bedoeld natuurlijk, maar die is net een jo-jo! Zo is-ie van je af, en hup hij is er weer. Je weet als verdediger nooit wat je dat soort hebt." Hij was bescheiden en wars van alle publiciteit. Hij liet liever anderen in het middelpunt van de belangstelling staan. Als speler en op latere leeftijd, terugkijkend op zijn carrière, nog steeds. Hij voetbalde vooral in dienst van anderen, maar deed dat met verve. Maakte nooit een competitiedoelpunt, maar scoorde evenmin nimmer een kaart of boeking. ,,Daar ben ik wel weer trots op’’, vertelde hij later. In de beker lukte het wel om het net te vinden. In het seizoen 1967-1968 zelfs tweemaal tegen ZFC uit Zaandam.
Gedwongen afscheid
Zijn gedwongen afscheid van betaald voetbal is voor hem nog steeds een gevoelig onderwerp. Het doet hem nog steeds pijn. Begin jaren zeventig kreeg hij, in de bloei van hun voetballeven en jaren achtereen in het eerste elftal te hebben gespeeld, een briefje thuis van het bestuur dat er in het nieuwe seizoen geen beroep op hem zou worden gedaan. Zonder overleg, zonder bedankje. Hij zou nooit meer in het stadion komen. Gewoon verbitterd. Nog hartstikke fit en vanwege de liefde voor het spelletje ging hij toen, samen met andere voormalige eerste elftalspelers, verder bij het hoogste zaterdagelftal van de amateurs van Volendam. Met dit team werd hij in 1977 kampioen in de 2e klasse en speelde hij daarna nog jaren op het hoogste amateurniveau. De nationale bekerstrijd van de zaterdagteams werd eveneens gewonnen. Aan die periode denkt hij nog wel terug met een glimlach. “Toch wel een mooie tijd”, liet hij zich ontvallen.