Wim Boelsz begeleidde bijna 30 jaar lang, tussen begin jaren 50 en eind jaren 70, talloze jeugd- en senioren voetballers in Volendam, zowel amateurs als betaald. Vrijwel alle oud-voetballers kenden hem. Niet vanwege zijn vooraanstaande rol, want hij bewoog zich liever op de achtergrond. Hij werd vooral gewaardeerd om het feit dat hij steeds voor de spelers klaar stond, in stilte de zaken regelde en een eendrachtige sfeer wist te creëren. “Het was voor mij makkelijker om een goede band met de spelers op te bouwen dan voor de trainer. Die moest beslissen welke jongens er naast stonden. Bij elk team heb je een twaalfde en dertiende man, die het nooit eens zijn met de beslissing van de trainer”. Hij was bovendien een hele eerlijke man. Als het goed was hoorde je het, maar als het verkeerd ging liet hij dat ook weten.
Door de week
Wim benadrukte altijd het belang van een goede sfeer. “Een wedstrijd win je niet op zaterdag of zondag. Een wedstrijd win je door de week. Op die dagen moet je het elftal tot een eenheid smeden. Je moet veel tijd samen doorbrengen”. Hij was tijdens de doordeweekse trainingen dan ook altijd aanwezig. Met de oefenstof bemoeide hij zich niet, daarin kon de trainer zijn gang gaan. Maar voor en na de training was hij steeds beschikbaar. Bij problemen trad hij bemiddelend op. Als het nodig was ging hij thuis op bezoek bij spelers of bij hun ouders. “Dat de spelers het goed met elkaar konden vinden wil niet zeggen dat er nooit problemen waren. Toch kwamen we er altijd weer uit”.
Historische successen
Met zijn elftallen heeft hij verschillende fraaie successen mogen meemaken. Zijn laatste grote succes was de promotie van het eerste zaterdagteam van de amateurs naar de hoogste landelijke klasse in 1978. Met het eerste van FC Volendam maakte hij de promotie naar de Eredivisie mee in 1970. Eerder in de jaren zestig werd hij met de betaalde jeugd kampioen van Nederland door een 2-0 overwinning op ADO in een beslissingswedstrijd in Heemstede. Met het tweede van Volendam – het C-elftal – greep hij eveneens de landstitel door in de reguliere competitie als eerste te eindigen voor Ajax en Feijenoord. Het waren de gouden jaren voor de jeugdteams van Volendam. Samen met clubs als Ajax, Feijenoord en Go Ahead maakten de jeugdige wijdbroeken uit het IJsselmeerdorp de dienst uit in Nederland.
Velsertunnel
Zijn eerste jaren als elftalleider brengen mooie herinneringen naar boven. “Ik heb zelf een half seizoen gevoetbald. Ik was geen ster, dus ik ben snel gestopt. Jan Veerman (Verdi) haalde me in 1951 over om bij de jeugd te helpen. Ik werd leider van een pupillen-elftal waarvan ik ook de wedstrijden floot. Dat was echt het mooiste wat er is. Later kreeg ik een wat ouder elftal. Mijn eerste uitwedstrijd was gelijk een bijzondere. Met drie junioren-elftallen vertrokken we in een bus van Oirbeek naar GVO in Krommenie. Het was op de dag van de opening van de Velsertunnel. Na de wedstrijd stonden we te wachten op de bus. Deze moest door de Velsertunnel terugkomen, maar hij bleef weg. Het was zo’n drukte rond de tunnel, dat de bus uiteindelijk pas om zeven uur ‘s avonds arriveerde: we hadden zes uur staan wachten!”.
Landskampioen
Begin jaren zestig kwam hij bij de betaalde jeugd. Jaap Keizer (Aaltje) was trainer van dit elftal. “Jaap was ontzettend kritisch, maar hij had ook veel voetbalverstand. Het jaar 1963-1964 waren we tweede van Nederland geworden. Ik zei toen heel gewaagd tegen Jaap Schilder (Terlouw) dat we het erop volgende seizoen kampioen zouden worden. Jeugdspelers worden tussen hun 18e en 19e fysiek namelijk veel sterker. Uiteindelijk werden we inderdaad kampioen na een beslissingswedstrijd tegen ADO.
Vijf gulden voor een overwinning
Het elftal uit 1963-1964 was misschien wel het beste jeugdelftal dat Volendam heeft gekend. “Gerrie Mühren kreeg als eerste een contract. Alle andere spelers kregen later ook een contract. Het was een prachtige tijd. Wanneer we ergens in het land gevoetbald hadden gingen we, als het even mogelijk was, langs Voorthuizen op de Veluwe. We hadden daar een vaste stopplaats waar we een zak patat haalden. Ik heb toen nog een jaartje in het bestuur gezeten als jeugdvertegenwoordiger”. De financiële ondersteuning van het jeugdteam kwam in die jaren al uit een bekende hoek. “De Supportersvereniging gaf het geld voor de wedstrijdpremies. Vijf gulden voor een gewonnen wedstrijd, twee gulden vijftig voor een gelijkspel en een gulden voor een nederlaag. Ik hield het allemaal bij in een schrift. In die tijd waren het grote bedragen, zeker als je de premie van vijf overwinningen in één keer liet uitbetalen“.
De tekst gaat verder onder de foto's.
De hoogste jeugd in het seizoen 1965-1966. Vlnr. Freek Schokker, Jan Jonk (Sjef), Jan Molenaar (Des), Jaap Bond (de Koe), Hans Jonk (de Kip), Wim Veerman (Stratemaker), Wim Boelsz (elftalbegeleider). Vlnr. Gehurkt Hein Jonk (Pinkel), Jaap Zwarthoed (Vracht), Kees Schilder (Loege), Jannie Muhren, Jan Jonk (Bol), Cees Veerman (Puppe).
Nooit meer thuis
Vervolgens werd hij leider van het tweede van Volendam, waarmee hij eveneens kampioen van Nederland werd. “Het ging zo goed dat penningmeester Thoom Steur (Koen) me vroeg of we de opstelling wilden aanpassen, want het kostte de club teveel geld aan wedstrijdpremies. Natuurlijk hebben we dat niet gedaan”, voegde hij er lachend aan toe. “In dit team speelden jongens als Wim Kwakman (Ballap), Arnold Mühren en Jaap Tol (Stijn), die een ontzettend goede stopper was. Toen Jan Schokker (Stap) als elftalleider bij het eerste stopte nam ik het van hem over. Ik heb één jaar zowel het eerste als het tweede gedaan, maar dat werd toch teveel”. Mijn gezin zag me echt nooit meer. Op zaterdag ging ik naar Maastricht en op zondag naar Groningen. Met een jonge tweeling thuis was dat niet leuk”. Zijn werk als machinezetter bij de Stadsdrukkerij Amsterdam leed er eveneens onder. “Als we verloren hadden verpestte dat mijn week. Mijn baas vroeg me daarom of ik wilde minderen met al dat voetballen”.
Leukste trainer
Bij het eerste en tweede kreeg Wim Boelsz te maken met de trainers Piet Dubbelman, Ron Dellow, Hans Croon en Bruin Steur (Joep). “De leukste trainer vond ik Ron Dellow. Hij was een echte heer. Als hij bij ons op bezoek kwam en mijn vrouw was thuis maar zelf was ik er nog niet, dan ging hij niet naar binnen. Nee, hij liep net zo lang voor de deur heen en weer tot ik arriveerde. Ik heb hem jaren later kort nog gesproken. Hij woonde toen in Almelo. Hij was daar gebleven na zijn trainerschap bij Heracles en de amateurs van Rietvogels. Ik denk dat hij toen 83 of 84 was. Hij was nog steeds moeilijk te verstaan met zijn Engelse accent. Hans Croon was een fijne kerel met goede ideeën. Soms waren ze moeilijk te volgen. Hij heeft zich helaas doodgereden. Bruin Steur heb ik in 1975 als laatste trainer meegemaakt. Ik ben toen gestopt omdat ik ging studeren en geen tijd meer had”.
Na het betaalde voetbal volgden twee seizoenen bij het tweede zaterdagteam van de amateurs en tenslotte het eerste zaterdagteam. “Dat zal een jaar of vijf, zes geweest zijn. Het waren mooie jaren. Met Paul van Boven en Jan Boerkoel van het bestuur en Rein van Lier als trainer. Rein was een echte sfeermaker, een moordvent. Na de Zaterdag amateurs ben ik helemaal gestopt en supporter geworden”.
Terugkijkend op zijn tijd als elftalleider ervaarde hij de waardering als meest positieve punt. “Het mooiste van alle jaren vond ik dat alle spelers die ik onder mijn hoede heb gehad me bleven groeten. Dat deed me heel goed”. Voor de inzet van dertig jaren benoemde FC Volendam hem tot lid van verdienste. Hij overleed op 7 december 2000 op 66-jarige leeftijd.