Keijzer (Aaltje), Jaap

Keijzer (Aaltje), Jaap

Jaap Keijzer (Aaltje) werd geboren op 27 mei 1924 en beleefde als keeper, na de Tweede Wereldoorlog, de gehele opmars van het Volendamse voetbal vanuit de amateurs naar het betaalde voetbal en de uiteindelijke promotie naar de Eredivisie. Tot het laatste oorlogsjaar, 1944-1945, speelde hij nog als een verdienstelijke linksbuiten. Er was toen geen competitievoetbal vanwege de hongerwinter die het westen van Nederland teisterde. In Volendam werd een onderlinge competitie georganiseerd met elftallen van bedrijven en buurten. De competitie was uiterst fel en razend populair. Heel Volendam liep er voor uit. Bij het elftal van het Doolhof bleek plotseling een groot talent op doel te staan, genaamd Jaap Keijzer (Aaltje). Hij maakte zoveel indruk dat hij in het eerste seizoen na de Tweede Wereldoorlog 1945-1946 als eerste keeper stond opgesteld. Hij zou daarna het doel van het eerste elftal 17 jaar blijven verdedigen tot het seizoen 1961-1962. In de periode betaald voetbal, vanaf 1955, kwam hij tot 197 wedstrijden, waarvan 182 voor de competitie.

Strafschopgebied
Jaap Keijzer (Aaltje) was een keeper die heerste over het gehele strafschopgebied. Hij sommeerde zijn spelers om daarbuiten te blijven, want "die is van mijn". Hij plukte vaak met één hand de bal uit de lucht. Maar ook een speler die 1-op-1 met hem kwam te staan, was geenszins zeker van een doelpunt. Met katachtige reflexen kon hij een bal uit zijn doel tikken. Bij een vrije trap buiten de zestien liet hij na om een muur neer te zetten, want "als ik een bal van die afstand niet meer kan tegenhouden, dan stop ik ermee."

Als keeper was hij altijd bereid om in zichzelf te investeren en aandacht te geven aan punten waar hij zich kon verbeteren. Met zijn buurtgenoten (en latere ploeggenoten) Ben Steur, Jaap Smit (Jut) en Jintje Schilder (Koles) was hij iedere vrije zaterdag op het voetbalterrein te vinden. Vele uren werd er dan extra geoefend op corners, penalty’s en afronden op doel.

Klaas Karregat (Blubber) speelde jarenlang in de verdediging van Volendam en had meer dan tien jaar Jaap Keijzer (Aaltje) als doelman achter zich. Hij vertelde terugkijkend: "Jaap, was echt een fantastische doelman. Je zal mij niet horen roepen dat Volendam in die tijd allemaal wereldspelers had, maar hij heeft nooit de lof gekregen die hij verdiende. Die had vijftig interlands moeten spelen. Maar ja, hij zat bij de verkeerde club, hé. Om Oranje te halen moet je bij Ajax, Feijenoord of PSV zitten, uitzonderingen daargelaten. Keijzer had een fantastisch balgevoel en prima reflexen. Van buiten het strafschopgebied mocht iedereen vrij schieten. Dergelijke schoten pakte hij als appels. Hij kon spelers vernederen. Hij deed het altijd bij de spitsen Coy Koopal van Willem II en Trevor Ford van PSV. Toch geen ongevaarlijke jongens in de lucht. Dan plukte hij de ballen met één hand om te laten zien dat die jongens er die dag niet aan te pas zouden komen. Hij was ook een prima jongen voor de ploeg. Zeer kritisch, zowel voor zichzelf als voor anderen."
 

9 september 1956, Volendam - Rigtersbleek (2-1). Jaap Keizer (Aaltje) plukt de bal met één hand uit de lucht.


23 november 1952, AFC - Volendam (1-1). Jaap Keizer (Aaltje) heerst in de lucht. Foto Wim van Rossem, Anefo.


Clownesk
Hij was één van de eersten die voetbal zag als entertainment voor de toeschouwer. Hij deed vaak wat extra. Hij bespeelde het publiek en de tegenstanders. Dat begon al bij aanvang van de wedstrijd wanneer hij, met zwarte trui, zwarte broek en zwarte krullen, hinkend het veld op kwam. Het deed voorkomen of net hersteld was van een dubbele beenbreuk. “Moet dat nou op doel” vroegen de supporters van de tegenstander zich af. Bij het inschieten liet hij expres iedere bal vallen of door zijn benen glippen. Ook verstopte soms na struikeling de bal onder zijn shirt om met zijn handen in de lucht de bal weer onder zijn trui te laten vallen en direct weer het veld in te punteren. De volgende dag stond dan in de krant: “Deze man hoort niet op een voetbalveld, maar in een circus thuis”. Maar schijn bedroog, want hij kon met een flitsende actie de wedstrijd beslissen. Van de clown was dan niets meer over. Zo kwam hij op 19 oktober 1959 tegen Rapid JC thuis, uit ergernis aan falende aanvallers, twee minuten voor het einde van de wedstrijd zijn doel uit. Hij onderschepte de bal, passeerde 3 spelers en gaf net voor de middellijn een strakke pass op Harmen Veerman (de Poes) die in één keer voor de keeper kwam en de winnende 2-1 scoorde. Hijzelf vertelde hierover: "Ik leef voor applaus. Maar dat krijg je niet voor niets, daar moet je wel wat voor doen." En toen Volendam met 9-1 verloor van Ajax en zij hun jubileum vierde, stuurde hij ter attentie zijn keeperstrui naar Amsterdam met 9 gaten erin geknipt.

Penalties
Penalties stoppen was één van zijn specialiteiten. “Ik deed dan zo gemeen mogelijk om mijn tegenstander te intimideren. Als er een penalty werd genomen dan wist ik precies wie hem nam en in welke hoek hij ging schieten. Dan helde ik wat over naar de ene hoek en dan wist ik dat de bal in zijn mooie hoek werd geschoten." Hij had niet het bekende boekje van Van Breukelen, maar had dat in zijn hoofd. Dook altijd in de goede hoek. Van de 10 penalty’s stopte hij er zeker 6. Zo haalde hij een snoeiharde penalty tegen Stormvogels uit de de kruising. Doelman Kraak (33 interlands) die 100 meter verderop stond, applaudisseerde hier zelfs voor.


12 oktober 1952, Koninklijke HFC - Volendam (2-3). Jaap Keijzer (Aaltje) in opperste concentratie. Foto NH Archief, Fotopersbureau De Boer.


25 oktober 1959, Volendam-Feijenoord (1-1). Jaap Keizer (Aaltje) brengt redding. Jintje Schilder (Koles) kijk toe. Foto Harry Pot, Anefo.


Sportieve dieptepunten
Hij was enorm gespannen voor de wedstrijd en dan in zichzelf gekeerd. Bij het toespraakje van de trainer om 10 minuten voor aanvang van de wedstrijd, was hij in geen velden of wegen te bekennen, want hij zat van de zenuwen die middag al voor de 5e keer op het toilet. Alhoewel hij altijd riep: "voordat een keeper een fout maakt, hebben tien spelers al een fout gemaakt", bleef het doorlaten van een houdbare bal voor hem een persoonlijke nederlaag.

De verloren bekerfinale op 26 juni 1958 tegen Sparta was voor hem een persoonlijk drama. Hij had van tevoren al een slecht voorgevoel over het late tijdstip van de wedstrijd. Hij kon niet tegen kunstlicht, want hij was nachtblind. "Wel 200 lampen schenen in mijn gezicht", vertelde hij. "Zet Jan Greuter er maar in en mij reserve", stelde hij zelf voor. Maar hij had een superseizoen gekeept en werd daarom overgehaald om toch op doel te gaan staan. Zijn slechte voorgevoel werd echter bewaarheid, want hij had schuld aan 2 van de 4 Spartaanse doelpunten.

Ook duurde zijn carrière net één wedstrijd te lang. Omdat hij, ondanks dat hij geen eerste keus meer was, toch nog regelmatig trainde aarzelde men in Volendam niet om hem in november 1962 op te stellen in de uitwedstrijd tegen Blauw-Wit. Jan Kwakman (Brak) kende een mindere periode en Jan Visser (Bloem) en Jan Greuter waren ook niet beschikbaar. Hij had het seizoen 1962-1963 nog niet gespeeld en ook het seizoen ervoor kwam hij maar 5 keer in actie. Hij twijfelde of hij moest spelen maar zwichtte voor de smeekbedes van de elftalcommissie en stond 18 november 1962 op 38-jarige leeftijd tegen Blauw Wit in het Olympisch Stadion in het doel van Volendam. Achteraf een kolossale misrekening. Hij speelde erg slecht en had schuld aan vier van de vijf doelpunten van de thuisclub. Volendam verloor kansloos met 5-0. De krantenkoppen waren daags erna niet mals. Hij zou nimmer terugkeren in het eerste elftal van Volendam. “Ik had er niet aan moeten beginnen”, zei hij na afloop.


18 november 1962, Blauw-Wit Volendam (5-0). De laatste wedstrijd van Jaap Keijzer (Aaltje) die op een deceptie zou uitlopen. Foto Eric Koch, Anefo


Jeugdtrainer
Na zijn actieve voetbalcarrière werd hij trainer van het hoogste jeugdteam (junioren 16-18). Met zijn talentvolle lichtingen werden grote successen geboekt, met als hoogtepunt het Nederlands Kampioenschap van de hoogste jeugd in 1965. Veel spelers uit zijn periode (o.a. Dick Bond (Sport), Jack- en Jan Jonk (Bol) en de gebroeders Gerrie en Arnold Mühren) stroomden later door naar het eerste elftal. Tot medio jaren zeventig bleef hij actief als trainer bij de jeugd. Als trainer was hij geen man van de tactiek, hij zorgde vooral voor een sterke band. Tegenwoordig zou zo iemand een ‘mental coach’ worden genoemd. Hij was perfect voor de sfeer en de conditie. Als zijn spelers het tegen een sterk team moesten voetballen gaf ze zelfvertrouwen door de rust die hij uitstraalde en met teksten als: “Ze hebben ook een vader en moeder, net als jij, dus je hoeft nergens bang voor te zijn”. En als ze na de training doodmoe waren, dan zei hij: “Jongens, nou staat het gelijk, we doen er een schepje bovenop.” Hij was erg bescheiden, maar zeer motiverend. Hij hield van een aanvallende tactiek: Hij lieten zijn ploegen altijd in het 3-2-5 systeem voetballen met achterin 1-op-1. Als er een tegenstander kwam die daar goed mee om kon gaan, dan vroegen de spelers wel eens of ze niet een ander systeem moesten proberen. “Gewoon je mannetje dekken, jullie weten zelf het beste hoe je moet voetballen.” Meer woorden wilde hij er niet aan vuil maken.”


Voetbalelftal, onder leiding van Jaap Keijzer, in de AMVO medio jaren zeventig.


Noodlot
Jaap Keijzer (Aaltje) stichtte een gezin van drie kinderen met Maartje Kras. Maartje Kras was eerder getrouwd geweest met Klaas Schilder (Mop), die sneuvelde in 1949 op Java tijdens de politionele acties in het voormalig Nederlands-Indië. Tot haar 30e bleef ze alleen, maar werd ‘gekoppeld’ door vrienden aan Jaap Keijzer (Aaltje). Het stel trouwde op eerste kerstdag 1956, met speciale toestemming van de bisschop, want op tweede kerstdag moest er gevoetbald worden tegen ADO voor de beker en Jaap kon niet worden gemist. Het bleek onnodig want de wedstrijd ging verloren met 3-2 en Jaap ging bij 2 doelpunten niet vrijuit. Van zijn inkomen bij Hollandia Kattenburg, een atelier in regenjassen, en zijn eerste centen in de jaren betaald voetbal kon het stel een eigen huis kopen.

Het was een gelukkig gezin totdat, in 1968, het noodlot toesloeg en dochter Eefje getroffen werd door leukemie, toentertijd nog een moeilijk behandelbare ziekte. Het ziekteproces duurde 4 jaar en op 25 november 1972 overleed Eefje, slechts twaalf jaar oud. Het verlies van zijn dochter verwerkte Jaap Keijzer (Aaltje) in die jaren door vele uren, als trainer, op het voetbalveld door te brengen. Maartje Kras vertelde later over die periode: “Jaap leefde toen op het voetbalveld. Soms hield ik mijn haar hart vast om wat hij daar, zonder mijn wakend oog, in zijn wanhoop zou kunnen doen. De dood van ons kind is het ergste wat ons kon overkomen en dat hebben we ons hele leven meegedragen”.

Op 54-jarige leeftijd sloot Hollandia Kattenburg haar vestiging in Amsterdam-Noord en Jaap Keijzer (Aaltje) raakte zijn baan kwijt. Hij solliciteerde bij de plantsoenendienst van de gemeente Edam-Volendam en werd daar aangenomen vanwege zijn verdiensten voor de gemeenschap. Jaap Keijzer (Aaltje) overleed in 2000 op de leeftijd van 76 jaar. Hij is een persoon die een grote bijdrage heeft geleverd aan de bloei van het Volendamse voetbal, zowel als keeper maar zeker ook als trainer van de hoogste jeugd.


Jaap Keijzer met echtgenote Maartje Kras.